Ik vind...10-09-2013

Huwelijk

Toen ik als leerling-verslaggever regionale journalistiek ging bedrijven, was een ‘gouden paar’ nog nieuws. Zodanig zelfs dat mijn baas me regelmatig mèt fotograaf op pad stuurde voor een verhaal. Daar heb ik veel van geleerd, het interviewen van stellen die 50 jaar getrouwd zijn.
Zo moest ik me eens melden bij een bungalow in een voorname wijk met veel groen. De bruidegom overhandigde me plechtig een volledige CV om vervolgens breedsprakig zijn loopbaan in industrie en bedrijfsleven te illustreren. Zijn vrouw liep ondertussen heen en weer naar de keuken om koffie en thee te verzorgen. Terwijl hij doorpochte kwam zij er voorzichtig even bij zitten, op het puntje van de stoel en handen in de schoot, klaar om op te springen zodra het water zou koken. Nadat hij zelfvoldaan zijn monoloog had afgesloten richtte ik me tot zijn echtgenote om ook háár verhaal te horen, maar hij greep al in voor zij iets had kunnen zeggen: “Mijn vrouw heeft altijd gezorgd voor een rustig en stabiel thuisfront, waardoor ik me volledig heb kunnen richten op mijn maatschappelijke taken.”
Het was wel duidelijk om wie het hier draaide, in deze relatie.
Hoe nu de vrije tijd besteed wordt? Hij weer: “Autorijden is altijd mijn grote liefhebberij geweest en regelmatig gaan we op vakantie, waarbij ik kan genieten van het sportief berijden van bergpassen in de Alpen. Met name het nemen van haarspeldbochten is voor mij een uitlaatklep.”
In gedachten zag ik zijn bruid angstig vanuit het autoraampje naar beneden kijken, verlangend naar het moment waarop ze eindelijk uit zou kunnen stappen, maar absoluut niet in staat om te roepen: “Ik heb geen zin in altijd dat macho gedoe van jou. Het is namelijk óók mijn vakantie, hè!”
Gaandeweg merkte ik dat hij niet de enige in zijn soort was. Een succesvol kaashandelaar omschreef - zijn duim opstekend en naar zijn vrouw knikkend - de zegeningen van het huwelijk aldus: “Ze werkt hard mee, kan goed koken en ook over het huishouden heb ik nooit te klagen gehad.”
Weer een ander corrigeerde zijn eega, die het gewaagd had zich in het gesprek te mengen: “Ach kindje, daar heb jij toch helemaal geen verstand van.”
Het kan echter ook anders. Tijdens het telefoontje om de afspraak te maken piepte een kanarie op de achtergrond. Meteen had ik een beeld van de woonkamer: plafond van houten schroten, eiken zitmeubelen met zware kussens, een koekoeksklok en een Oostenrijks berglandschap als ingelijste legpuzzel aan de muur.
Een beetje verlegen zaten ze samen op de bank; het gebeurt immers niet elke dag dat iemand van de krant op bezoek komt. Al snel had ik beiden losgeweekt en kwam een bloemrijk verhaal over de dorpskermis waar ze elkaar ontmoet hadden. Dat ze verliefd werden en geduldig moesten wachten met trouwen omdat ze te jong waren. Over boswandelingen op zondag en zoenpartijen in het steegje achter de kerk. Hoe ze elkaar gemist hadden toen hij eens een paar maanden voor werk in het buitenland was. De blijdschap om de kinderen en later de kleinkinderen. Over de weken waarin zij in het ziekenhuis lag; het was niet best, maar ze herstelde weer.
Inmiddels zie ik dat ze elkaars handen stevig vasthouden. Hij kijkt naar haar en dan naar mij: “Ja meneer…ik was haar bijna kwijt…” Dan snuit hij zijn neus en vraagt zij op zachte toon of ik soms nog koffie wil.
Acht jaar later stond een overlijdensadvertentie in de krant. Hij was heengegaan, zij volgde hem twee dagen later. De nabestaanden hadden een gezamenlijke uitvaart geregeld.

© Maarten Brorens