Ik vind...06-12-2013

Ouders en kinderen

- Met twee vrienden eet ik in een zijzaaltje van een café-restaurant. Er spelen wat kleine kinderen, die joelend tikkertje doen. Er komt vanuit het café - waar zo te horen een feestje aan de gang is - een vrouw op ons af met de vraag of wij even willen opletten dat de kinderen uit de buurt blijven van de keldertrap, waarvan de toegang zich op een paar meter afstand van ons tafeltje bevindt. “Nee mevrouw, wij zitten hier niet om op uw kinderen te letten.” Ze zegt niets, maar haar gezicht laat zien: “Hè verdorie, snappen jullie dan niet dat ik daar zelf geen tijd voor heb.” Ze schuift een grote bloempot voor het gat, kijkt nog even bezorgd naar beneden en loopt kribbig weg. Even later staat een meneer - strak in het pak - met de handen op de rug aandachtig wat schilderijtjes te bekijken die in ons zaaltje aan de muur hangen. Een van de kinderen trekt hem na een paar minuten aan zijn broekspijp en roept uitgelaten: “Hoi papa!” `Papa´ mompelt onverschillig iets onverstaanbaars en slentert met een verveeld gezicht weer het café in.

- Terwijl ik een patatje mèt oppeuzel zit aan een tafeltje naast mij in een cafetaria een jong stel met kind. Het knaapje, dat - heel aandoenlijk - met zijn koppie nauwelijks boven de tafel uitkomt, krijgt tot twee keer toe van zijn vader - bleek gezicht en een nek vol tattoo’s - op barse toon te horen: “Niet knoeien, hè!” Hijzelf is al etende stevig in de weer met zijn smartphone. Ma heeft het ook druk. Zo te horen is ze telefonisch met een vriendin een feestje aan het nabespreken. Hun zoontje heeft zijn maaltje op, schuift van de stoel en loopt nieuwsgierig wat rond. Trekt uiteindelijk papa aan zijn mouw en kraait wat, maar die reageert niet. Kijkt niet eens. Is te druk met duimen op zijn telefoon. Het jongetje draait dan maar speels wat om zijn as, valt tegen een tafelpoot, schrikt en begint te huilen. De vader bast, zonder naar hem te kijken: “Stel je niet zo aan. Niet huilen!” Het kind probeert troost te zoeken bij moeder en wil zijn hoofdje op haar schoot leggen. Maar mams maakt - terwijl ze giechelend verder klept -met haar hand een wegwerpgebaar.

- Op een zonovergoten, druk stadsterras. Zij heeft zo te zien vanmorgen heel wat werk gehad met aankleden en opmaken. Ze slaat een hooggehakt been gracieus over het ander, draagt een modieuze grote zonnebril en kijkt strak voor zich uit. Hij bedekt zijn teveel aan kilo’s met een blauwe blazer en telefoneert. Aan de toon te horen met een zakenrelatie. Bij hen hoort een meisje. Een klein ding met blonde krullen. Ik heb geen verstand van kinderkleding, maar het is zelfs mij wel duidelijk dat de dreumes voor een paar honderd euro om het lijfje heeft. Het kind huppelt wat over het plein vóór het terras, terwijl de man bij de ober een bestelling plaatst zonder hem een blik waardig te gunnen en verder belt. Zij zit nog steeds onbewogen, maar staat even later op, paradeert als een mannequin over het terras en gaat naar binnen. Na terugkomst haalt ze een spiegeltje uit haar tas, inspecteert iets onduidelijks in haar gezicht en gaat daarna over tot het vijlen van rode nagels. Met het meisje wordt geen woord gewisseld. Het komt af en toe even naar het tafeltje om een slokje te drinken. Beiden staan op en wandelen weg, met een tred die verraadt dat ze gezien hopen te worden. Even later rent het meisje achter hen aan: “Papa, mama…” Ze kijken om en hun lichaamstaal zegt: “Och ja, we hadden toch nog iets bij ons!”

Soms word ik erg verdrietig van mijn observaties.

© Maarten Brorens