Ik vind...01-02-2014

Ontmoeting met ‘een Amerikaan’

“Waar gaan we heen?” vroeg ik ieder jaar aan mijn boezemvriend Frank. En dan voltrok zich telkens hetzelfde ritueel. De globe werd op tafel gezet en na een zwiep begon de bol te tollen. We sloten de ogen en de rechterwijsvinger van een van ons bracht Moeder Aarde tot stilstand. De door het vingertopje aangewezen plek zou onze bestemming zijn. Enkel en alleen als de vinger in de oceaan stak, draaiden we opnieuw.
Zó deden we dat. Dus óók in 1983, toen Frank op Japan prikte. “Jee, da´s wel èrg ver weg, hè!”, pruttelde ik beduusd. Hij priemde de vinger in mijn richting en lachte: “Had je soms gewild dat-ie op Egmond aan Zee terecht was gekomen?”
In Ginza - zeg maar de PC Hooftstraat van Tokio - werden we verleid door een deur met Heineken-logo. Het smaakte vertrouwd, maar de nasmaak niet: omgerekend tien gulden voor één pijpje bier. Als echte Hollander-op-reis maakte ik daar een opmerking over. De aardige jongen die ons bediende kon er ook niets aan doen: “Sorry sir, this is Ginza!”
Nu bleek dat je voor gezellig, goedkoop en vooral authentiek vertier in een district moet zijn dat bestaat uit smalle steegjes, nauwelijks een meter breed, verlicht door rode lampionnen. En daar slenter je langs piepkleine zaakjes waar gegeten en gedronken wordt tijdens een doorlopende karaoke. Na een maaltje rauwe vis met rijst stonden we weer buiten. Een eind verderop kwam een blanke man aan, in een kakelbont geblokt colbert. “Dat moet een Amerikaan zijn!”, zei ik tegen Frank. In een wijk met uitsluitend Japanners die gastvrij en vriendelijk zijn, maar nauwelijks Engels spreken, klamp je een Amerikaanse toerist sneller aan dan in pakweg Parijs. Je voelt een vaag soort verwantschap.
“Are you a tourist too?”
“No, I´m here for business.”
“Let´s go inside. We´ll offer you a sake!”
Wat hij hier deed? Nou, hij - Ronald - handelt in Aziatische kunst en is op reis voor aankopen. Ik bespeurde een accent bij hem en vroeg uit welke staat hij afkomstig is. “Which state? I´m not American. I´m from Holland. Where do you guys come from? Sweden?”
Bulderend van verbazing schakelden we over op Nederlands.
“Wij? Uit Limburg. Wáááát? Jij ook? Wat een toeval! Welke plaats? Nééééhhh, hè? Daar wonen wij ook!”
Nadat hij zijn achternaam had uitgesproken, moest ik naar lucht happen. Laat me dat even uitleggen. Ik werkte op de redactie van een regionale krant. Regelmatig kreeg ik een handgeschreven briefje van ene Ronald. Hij dreef een galerie, gespecialiseerd in Oosterse kunst en als er een nieuwe expositie was verzocht hij me daar een berichtje aan te wijden. Ook een paar dagen voor mijn vertrek naar Japan ontving ik een notitie, eindigend met “Beste Maarten, wederom dank voor je medewerking en ik hoop je snel eens persoonlijk te ontmoeten.”
Onder het mompelen van “…persoonlijke kennismaking met een relatie…” gaf ik later mijn baas het vliegticket als declaratie. Hij trapte er niet in.

© Maarten Brorens