Ik vind...01-07-2014

Acteren: zoektocht naar mezelf

Neen, het kwam absoluut niet in me op om acteur te worden. Daar was ik niet mee bezig, toen ik heftig aan het puberen was.
Ook niet nadat de juf die een les ‘Vrije Expressie’ gaf (“Loop naar de deur en stel je voor dat…”) tegen me had gezegd dat ik naar de toneelschool zou moeten gaan, omdat ik - volgens haar - emoties zo goed wist uit te beelden.
Ook niet nadat ik een passage voor had gelezen uit een boek (´Frank van Wezel´s roemruchte jaren´ van A.M. de Jong) en de leraar me daarna geamuseerd meegaf dat ik “méér met voordracht zou moeten doen”.
Ook niet nadat ik een spreekbeurt had gehouden en zowel docent als klas het blijkens lachsalvo´s en applaus leuk hadden gevonden, terwijl ik de avond ervoor thuis nog peentjes had gezweet omdat mijn hardnekkige uitstelgedrag er toe leidde dat ik op de allerlaatste dag geen onderwerp voor mijn verhaal wist te verzinnen, slecht sliep en daags erna in bijna-paniek maar besloot mijn fiets mee het lokaal in te nemen en nerveus-omslachtig begon uit te leggen en te demonstreren hoe zo´n tweewieler werkt (“Nu vraag je je natuurlijk af: hoe komt dat ding in beweging? Goeie vraag! Welnu…”).
Ben ik aan het opscheppen? Ik hoop van niet, want - echt - ik dééd maar wat, omdat ik wát moest doen. Opdrachten voor school.
Ook maar goed dat ik toen niet naar de toneelschool ging (als ik überhaupt al aangenomen zou zijn geworden). Immers, een van de eerste vereisten voor goed acteurschap is discipline. En net die speciale eigenschap was tot dan door mij nooit echt dóór-ontwikkeld. Mijn warme belangstelling ging voornamelijk uit naar wilde en vooral harde muziek, feesten, bier, gore moppen en fantaseren over seks. En mijn - beperkte - literaire belangstelling hield daarmee gelijke tred: Jan Cremer, Jan Wolkers, Theo Kars, Johnny ‘De Selfkicker’ van Doorn, Jules Deelder, dat soort werk. De grote namen uit de wereldliteratuur leken mij voornamelijk sáááái. De naam Shakespeare gebruikte ik enkel als doordenker-antwoord op de vraag: “Weet je hoe ze in Engeland een lul noemen?”
Het lot stuurde me naar de ´Pedagogische Academie´, waar ik afzwaaide als ´volledig bevoegd onderwijzer met hoofdakte´. Enthousiast wapperend met het diploma was me al snel duidelijk dat ik door een sterk verzadigde markt een vaste baan voor de klas wel kon vergeten en ik belandde op mijn plek: journalistiek. Dat kwam goed uit, want mijn onrustige geest en lijf werden dagelijks alle kanten op gestuurd. Beloning voor die keuze kwam al in mijn eerste week tijdens een evaluatiegesprek met de hoofdredacteur: “Maarten, jij moet minder op kantoor en meer in de kroeg komen, want dáár hoor je het nieuws.” Ondertussen was ik Simon Carmiggelt hogelijk gaan waarderen (haarscherp observeren en messcherp formuleren). Nu zat ik dus zelf met gekreukte regenjas, blocnote en glas mijn brood te verdienen.
Maar goed, we hadden het over acteren. In die jaren bij de krant heb ´de mens´ in al zijn aspecten nauwgezet kunnen bestuderen. Dat kwam van pas toen ik gevraagd werd toe te treden tot een cabaretgroep. Ik hoefde maar mijn ogen te sluiten en er kwamen voldoende types langs die smeekten om uitgebeeld te worden. Het was ook dáár dat ik ontdekte dat het gewoon leuk is om te spelen. Het gevoel krijgen dat je boven de alledaagse werkelijkheid wordt uitgetild. Het in een heerlijke ´flow´ terecht komen, daarvan intens genieten en als kers op de taart óók nog merken dat anderen - medespelers en publiek - daarin mee kunnen gaan. Puur plezier en ontspanning. Een soort groepsmeditatie.
Ben ik nu zwaar aan het overdrijven? Misschien. In ieder geval smaakte het goed. Als ik een straattheatergroep aan het werk zag, jeukte het me om mee te doen. Uiteindelijk gaf ik daar aan toe en reisde in mijn vrije tijd met een gezelschap langs steden en dorpen. De trein was niet meer te stoppen. Ik werd gretiger, wilde mijn werkterrein verbreden.
Film en TV! Jááááhhhhh!!!! Hoe kom je daar? Via een castingbureau, zo werd ik getipt. Nou, inschrijven dan maar.
Een vriendelijke mevrouw maakte foto´s, gaf me een formulier en een pen.
Hùh, wat moet ik met die vragen? ´Heeft u een huisdier? Zo ja welk? Heeft u kinderen? Hoeveel? In welke leeftijd?`
Nou ja. Misschien kunnen ze daar wel iets over mijn persoonlijkheid uit afleiden.
En wat is dit nou? ´Beschikt u over een smoking?’
Als ik gecast word voor een rol, dan zorgen ze toch zeker wel voor kleding, neem ik aan.
`Heeft u een auto? Zo ja, welk type en merk?´
Ach natuurlijk! Ze willen gewoon een zo breed mogelijk beeld van me krijgen.
Het werkte! Al na drie dagen kreeg ik een telefoontje. “Dag meneer Brorens! We hebben een superleuke opdracht voor u. Kunt overmorgen vanaf vijf uur…”
Van binnen juichte ik. “Natuurlijk! Maar het is wel kort dag, dus ik wil je vragen om me zo snel mogelijk het script te sturen, zodat ik alvast mijn tekst kan gaan leren.”
“Tekst, meneer Brorens? U heeft geen tekst. Het is alleen de bedoeling dat u samen met ruim veertig andere figuranten…”
Ik opperde stotterend dat er misschien een vergissing was gemaakt, want ik had me als acteur ingeschreven.
“Neen. Dat bepalen wij. We hebben uw CV bekeken en daar staan geen relevante acteeropleidingen op.”
Dat was dus duidelijk! Ik wist wat me te doen stond. Op casting bij een filmacteerschool. “Je hoort nog van ons” zoemde nog lang na toen ik weer in de trein zat. Ik hoorde niks meer. Dan maar eens even bellen. “Neen, helaas. Jouw spel is veel te groot. Naar onze mening ben je niet geschikt als acteur voor film en TV.”
Dat was dus duidelijk! Uithuilen deed ik bij een theatercollega en die had het over Method Acting en Stanislavski. “Wat? Wie? Kun je dat leren? Waar?”
Gelukkig, ik hoefde geen auditie te doen. Dat scheelt. Een scène werd opgenomen. De docent vroeg aan mij: “Was je, toen je wilde huilen, echt verdrietig?”
“Nee natuurlijk niet, ik speelde dat.”
We keken de opname terug en ik zat met gekromde tenen te kijken naar een acteur die overdadig mimiek aanzette om verdrietig te lijken. Dit was niet het beoogde drama, maar komisch theater.
Dat was dus duidelijk! Hoe nu verder? Het advies: “Duik in je herinneringen en gebruik de emoties die je daarbij voelde! Dan krijg je natuurlijk spel.”
Toen liep ik - hoe zal ik het zeggen - tegen blokkades aan. Waar zitten die emoties? Ik wist het niet. Blijkbaar had ik ze netjes weggeborgen. Kende geen uitzinnige vreugde, maar ook geen diep verdriet. Met luisteren naar muziek wilde er - af en toe - wel eens wat los komen en daar deed ik het dan maar mee.
Voor een nieuwe opleiding diende ik weer wel auditie te doen en daar sprak ik voor de toelatingscommissie de historische woorden: “Het leren acteren heeft voor mij een therapeutische werking!”
Ik kreeg de volle laag: “Zeg, voor alle duidelijkheid: dit is geen therapiegroep, hè!”
Dat was dus duidelijk. Maar ik mocht blijven. En merkte gaandeweg dat je door veel, heel veel met acteren bezig te zijn, langzaam kneedbaar, bijna vloeibaar kunt worden. Dat je uiteindelijk als een bloem open bloeit. Dat die emoties en alles wat je nodig hebt vanzelf komen, als je maar niet geforceerd gaat trekken en duwen. Dat je je daardoor als mens ook evenwichtiger en gelukkiger gaat voelen. Intenser en meer onbevangen om je heen gaat kijken. Dat al je zintuigen op scherp komen te staan. Je meer geniet. Je blijft je verbazen, op een welhaast kinderlijke manier. Met als grootste beloning die kippenvel-seconden op een podium of set waarin je samen met je mede-spelers helemaal opgaat in het nu. Kostbare momenten waarin je niet speelt, maar bent! Dáár doe je het voor.

© Maarten Brorens