Ik vind...12-10-2014

Baristo

Er zijn ingrijpender verslavingen, maar koffie-addict ben ik sedert mijn puberjaren. In die zin dat het ochtendritueel shit-shave-shower niet kan beginnen zonder éérst een dampende mok. De motor hapert eveneens als ik mijn middag-shot niet heb gehad. Voor die laatste was het moment aangebroken en daar ik niet thuis was, maar in de stad Amsterdam, ging ik een koffiehuis binnen.
Soms zijn vooroordelen gewoon wáár. Drie gasten staren gespannen in het scherm van hun laptop, een ander is met zijn smartphone aan het klooien en de twee resterende bezoekers die wel old-school met elkaar praten voeren een Nederlandstalig gesprek dat bol staat van Engelse woorden.
Boven de balie hangt een bord waarop het brede assortiment specialiteiten wordt aangeprezen, maar ik wil gewoon een ouderwets bakkie koffie. Mèt een koekje, maar zónder toeters en bellen. “Op een paar uur vliegen van hier liggen mensen massaal dood te gaan van honger en dorst, maar in Nederland zijn we pas tevreden als we keus kunnen maken uit vijftig koffie-varianten. Hoe decadent kunnen we zijn!” Dit flitst door me heen.
“Kom, laat dat cynisme nu eens even vallen”, zo vermaan ik mezelf. Ja, ik ben aan de beurt en zeg blijmoedig: “Dus jij bent de baristo!”
“Meneer, het is baristá!”
Ik zie zijn hoofd met hoog opgetoupeerde haren, een bril die doet denken aan patrijspoorten van een ouderwetse oceaanstomer en een flinterdun snorretje met opgekrulde punten. Daarónder verwacht ik een glimlach. Maar nee. Hij blijft me strak aankijken. Ik raak even in verwarring en kijk om me heen of ik niet bij toeval in een Koefnoen-sketch verzeild ben geraakt. Laatst overkwam mij iets soortgelijks bij een Italiaanse ijskar. De verkoper corrigeerde mijn uitspraak van stracciatella, maar riep er meteen lachend achteraan: “Sorry meneer, dat is een beetje flauw van me! U krijgt een extra bolletje van mij.” We waren direct vrienden en ik besloot met: “Geen probleem, ik leer graag wat bij.” Maar deze pedante koffie-verkoper vertrekt geen spier en zit meteen op een prominente plek in mijn allergie-zone. Er schiet me helaas geen snedig antwoord te binnen en droogjes bestel ik mijn koffie. Als ik het geld overhandig kijkt hij me niet aan, maar richt zich tot een van de laptoppers: “Bas, ik ga mezelf nu eens trakteren op een heerlijke espresso macchiato.”
Achter de koffie word ik kwaad op mezelf. Dat ik me door die would-be Dali heb laten overtroeven. Dat ik dat arrogante ventje een grote bek had moeten geven om vervolgens te vertrekken met de mededeling dat ik wel ergens anders koffie ga drinken.
Hij zit inmiddels bij Bas, zijn lange benen gestrekt over het gangpad. Ik overweeg even te gaan plassen en hem dan per ongeluk een lel tegen zijn schenen te verkopen, maar besluit in plaats daarvan eens af te luisteren wat hij te melden heeft. Da´s niet zo moeilijk, want hij hanteert het volume van een fundamentalistische dominee. Het gesprek gaat over subsidiëring van de creatieve sector. Hij galmt: “Ik ben zelf al jaren autonoom kunstenaar, dus…”
Wat doet-ie dan in deze tent? Geen cent te makke dus!
Ik was nog steeds op wraak uit, maar dat gevoel wordt nu getemperd door leedvermaak. Niemand is geïnteresseerd in zijn prutswerk!
Vanuit een vertrek achter in het pand komt een mevrouw aangelopen met een blad koffiekopjes. Ze knikt naar me, lacht vriendelijk “Dag meneer!” en zet het schone servies op de plek. Zij en ik horen nu: “Ik heb bij de teamleider in het evaluatiegesprek aangegeven dat ik mijn baan hier moeilijk kan combineren met mijn eigen werk en dus afscheid wil nemen! Nog een week en dan stop ik.”
Net op dat moment kijken de vrouw en ik elkaar aan. Haar mond plooit in een glimlach en ze knipoogt vertrouwelijk tegen me.
Ik weet genoeg, loop naar de deur en roep, waarschijnlijk nèt iets te luid: “Tot ná volgende week!”

© Maarten Brorens