Ik vind...13-10-2014

Authentiek

Amsterdam kent cafés waar ze hun best doen ‘authentieke oud-Amsterdamse sfeer’ uit te stralen. Ten behoeve van toeristen wellicht? Dat heeft voor mijn gevoel iets Anton Pieckerigs: kunstmatige nostalgie. Wat krijg je dan? Overzeese voetbalsupporters die met halve liters bier in de hand Johnny Jordaan en Tante Leen de tent uit schreeuwen. Lallende corpsballen die de Zangeres zonder Naam en André Hazes onteren door hun liedjes smalend lachend - het is in hun ogen immers ‘camp’ - keihard mee te brullen.
Liever kom ik in kroegjes waar ze niet Amsterdams lopen te wezen, maar gewoon Amsterdams zijn. In de buurt van het Waterlooplein kwam ik in zo´n zaak terecht. Het interieur was zo te zien sedert de laatste wereldoorlog niet meer verbouwd, maar stond strak in de boenwas. De radio bood een zodanig volume, dat de grijze kastelein zijn stem niet hoefde te verheffen bij het uitspreken van “dag meneer” toen ik binnenkwam. En jawel, nog kleedjes op de tafeltjes. Ik ga traditioneel graag in een hoekje zitten. Dan heb ik overzicht. De koffie is on-Amsterdams goedkoop en lekker.
Even verderop zit een mevrouw. Ik schat haar halverwege de zestig. Een knalrood broekpak aan, geblondeerde haren en zorgvuldig opgemaakt. Vanaf het terras komt een man op zijn gemak naar binnen gesloft, met een pijpje bier losjes in zijn rechterhand, en gaat haar richting uit. “Hé, schat, lekker stuk! Hoe isset met je?”
“Nou…gaat wel..”, antwoordt zij mat.
Hij gaat bij haar zitten. Ik volg het gesprek niet meer, maar zie dat hij een flesje Maggi van het tafeltje neemt, zijn hoofd achterover gooit en een paar druppels in zijn mond mikt.
De kastelein merkt het op en vraagt glimlachend: “Is het lekker?”
“Ja, zo gek, hè. Maar het is net of mijn bier dan beter smaakt.”
Dan staat een Amerikaanse toerist in de deuropening. Hoe ik dat weet? Ik zie een man met een uit de jaren vijftig daterend highschool-kapsel, een uitgeschoren nek, een frisgewassen vollemaans-gezicht, een felblauw windjack, een gesteven grijze pantalon met scherpe vouwen erin en daaronder stralend witte hardloopschoenen met roze accentstrepen. Dit kan gewoon niet missen.
“Excuse me, is it possible…”
Of hij even naar het toilet mag.
Op de hoek van het buffet staat een wat bollige man met een zwart T-shirt en heel kort grijs haar, met een glas bier voor zich. Heel zijn houding verraadt dat hij èlke dag minstens aan paar uur op die plek staat. Hij neemt de honneurs van de kroegbaas waar en zegt met een zwaar Mokums accent tegen de Amerikaan, wijzend naar de steile keldertrap achter hem: “Sure. It´s downstairs.”
De Amerikaan daalt onder het mompelen van “thank you” af en hem wordt nog nageroepen: “Be carefull, watch out for the subway!”
Ik schiet binnensmonds in de lach, maar ben de enige. De anderen horen deze mop immers dagelijks een paar maal. Voor de grappenmaker is het ook routine geworden. Hij kijkt niet jolig in de rondte om te checken of de humor is aangeslagen, maar staart weer met een neutraal gezicht uit het raam.
Even later is het voor hem tijd om te gaan. Hij doet een zwart motorjack aan, zet een zonnebril op en trekt een helm over zijn hoofd. Het oogt imponerend. Hij steekt ten afscheid bij het naar buiten lopen een arm omhoog en roept: “Jongens, tot morgen!”
Naar buiten kijkend zie ik hem op een piepklein snorbrommertje knetterend de straat uitrijden.

© Maarten Brorens